Veiligheidsregelement
Veilig lopen tijdens
de trainingen. Het spreekt voor zich zelf dat de trainer hierin een belangrijke
rol vervult. Hierna volgen enkele belangrijke regels en tips waarvoor bij
herhaling aandacht gevraagd wordt.
Tijdens het lopen in
een groep loopt niemand alleen. Wanneer er toch
iemand onverhoopt achter blijft, is een ieder die dit merkt gehouden dit bij de
trainer te melden. De trainer zorgt er dan voor dat de hele groep weer bij
elkaar komt.
Samen uit, samen
thuis. D.w.z. de groep die samen vertrekt voor het lopen van een bepaalde
afstand of tijd komt ook weer samen terug. Weet met hoeveel mensen je vertrekt.
Maak de afspraak steeds een stukje terug te lopen om eventuele achterblijvers
op te halen.
Wanneer er sprake is
van bloktraining keren de snelste deelnemers aan de training na het blokje weer
terug zodat de groep weer compleet verder gaat.
Wanneer iemand
onverhoopt geblesseerd raakt tijdens de training of zich niet lekker voelt, zorgt de trainer voor
hulp. Hij geeft de groep nadere instructies en wijst eventueel een vervanger
aan. Niemand loopt alleen terug.
De trainer bepaalt
waar op de weg of fietspad (links of rechts), afhankelijk van de situatie wordt
gelopen. Wanneer geen fiets– of wandelpad aanwezig is, wordt er links gelopen.
Alle lopers zorgen in
het donkere jaargetijde voor voldoende zichtbaarheid in de vorm van reflecterende
hesjes en/of ander lichtgevend materiaal.
De lopers waarschuwen
elkaar voor verkeers- en andere obstakels.
Lopen bij diverse
weersomstandigheden:
Bij warm weer, bv. boven de 30°C, wordt de training aangepast voor wat betreft lengte en snelheid. Neem
voldoende drinken mee. Het laat natuurlijk een ieder vrij om bij extreme
omstandigheden een training over te slaan.
Bij koud weer, bv. lager dan 12°C, is het verstandig om armen en benen te beschermen tegen de kou:
dus shirt met lange mouwen en lange broek. Bij winterse omstandigheden wordt de
kleding in twee of meer lagen gedragen eventueel met muts en handschoenen.
Bij dreigend onweer
wordt alleen gelopen in de directe omgeving van het vertrekpunt. Het is ter
beoordeling aan de trainer of de training wordt afgelast of onderbroken. Hij
houdt hierbij terdege rekening met de wensen en gevoelens van de lopers in zijn
of haar groep.
In geval van
sneeuwval wordt er normaal getraind. De trainer zoek een plaats die redelijk
bruikbaar is voor de geplande training bv. de fietspaden. Deze worden vaak gestrooid.
Eventueel past hij de training aan.
Bij mist opletten op
een goede zichtbaarheid. Preventief lopen t.o.v. andere weggebruikers.
Calamiteiten
tijdens de training
Waar lopers wekelijks
actief zijn, kunnen calamiteiten niet worden uitgesloten.
Van calamiteiten kan
worden gesproken in situaties waarbij hulp van buitenaf zoals medische hulp,
ambulancevervoer en/of politieassistentie noodzakelijk is.
De graad van
calamiteit kan variëren van minder urgent bijv. fractuur tot hoogst urgent
zoals bij hartstilstand, wanneer elke seconde telt. De eerst verantwoordelijke
in de groep is de trainer. Het is van groot belang dat hij of zij op de hoogte
is van eventueel aanwezige medische kennis in de groep. Voorts dient bekend te
zijn wie in bezit is van een EHBO-diploma en/of reanimatie certificaat. Het is
wenselijk dit op de ledenlijst per groep te vermelden. Wanneer in een groep
medisch deskundigen aanwezig zijn nemen zij het initiatief bij het praktische
deel van de hulpverlening.
Start hulpverlening: in geval van een acute hartstilstand moet direct met reanimatie worden
begonnen. Gezien de relatief lange tijd die kan verstrijken tussen het optreden
van de calamiteit en het moment waarop de ambulance arriveert, is het raadzaam
dat meerdere helpers elkaar aflossen.
Waarschuwen
hulpdiensten: tegelijk met het starten van de hulpverlening moeten de
hulpdiensten worden gewaarschuwd. Hiertoe dient iedere trainer een mobiele
telefoon bij zich te dragen. Hij roept het alarmnummer 112 op. Het is dan van
grootste belang om de aard van de calamiteit en de plaatsvermelding zeer
nauwkeurig door te geven. Wanneer de calamiteit zich voordoet op een plaats waar
de hulpdiensten niet of moeilijk kunnen komen, dient duidelijk aangegeven te
worden waar de ambulance opgewacht wordt om deze naar de plaats van de
calamiteit te begeleiden. Bij minder ernstige calamiteit waarbij geen
ambulancevervoer nodig is wordt er aan het thuis front gevraagd om naar de
opgegeven plek te komen met een auto om zijn of haar op te halen.
Overige lopers: wie
niet bij de hulpverlening nodig is of zich op andere wijze dienstbaar kan maken
gaat terug. Een van hen zorgt er zo snel mogelijk voor dat de familie
geïnformeerd kan worden.
Begeleiden naar het ziekenhuis: wanneer de
getroffene naar een ziekenhuis moet worden vervoerd gaat een der helpers die
achtergebleven is mee. Hij of zij blijft in het ziekenhuis zolang aanwezigheid
daar gewenst is, maat in ieder geval tot familieleden van het slachtoffer zijn
gearriveerd. Indien de familieleden dit wensen informeert de begeleider hen
over wat er is gebeurt. Voor het vertrek naar het ziekenhuis wordt afgesproken
of de begeleider opgehaald moet worden van het ziekenhuis, of er iemand
gewaarschuwd moet worden en of zij fiets of auto moet worden opgehaald.